De dag dat ik Ooit, het nieuwste boek van Miriam Guensberg (Poolse tranen, De portiekvrijer, Saternacht), begon te lezen, was de dag van een grootse scheepsramp met vluchtelingen. Voor wie het mogelijk heeft gemist:
‘De scheepsramp werd veroorzaakt doordat de mensensmokkelaars de vissersboot veel te vol hadden geladen met vluchtelingen. Die betaalden tussen de 1000 en 7000 euro om de tocht van Libië naar Europa te maken. Het ging fout toen een Portugees vrachtschip hulp wilde bieden aan het overvolle schip. De Tunesische verdachte ramde per ongeluk enkele malen het vrachtschip, waarna de vissersboot omsloeg. Waarschijnlijk zijn de vluchtelingen naar een kant van het dek gerend, waardoor het schip kapseisde. Naar schatting 800 mensen zijn om het leven gekomen. Slechts 28 mensen konden uit het water worden gered. Er werden 24 lichamen uit het water geborgen.’
Ooit gaat niet over mensensmokkelaars, maar over bewustwording. Over de bewustwording van de ontreddering van een vluchteling, over de pijn die zo onzichtbaar is voor wie opgroeit in een veilige wereld waarin mishandeling en minachting geen vaste plaats innemen in het dagelijks bestaan. Het is overbodig om te zeggen, maar toch kan het niet vaak genoeg benadrukt worden dat iedere ramp, iedere oorlog – groot of klein – onnoemlijk meer leed met zich meedraagt dan een mens buiten oorlogstijd zich ooit zal kunnen indenken. Al zijn de wonden van de oorlog nog altijd voelbaar. De dood van ieder mens heeft invloed op een kring van levens om zich heen.
Verbonden levens
‘Escalatie van geweld kun je als individu niet keren, je kunt wel slachtoffers die je pad kruisen bijstaan.’
Dat is wat hoofdpersoon Ben Salomon in Ooit leert nadat hij na de dood van zijn grootmoeder een enveloppe vindt in haar kluis. De enveloppe bevat het levensverhaal van Ewa Kosinksy, opgesteld in een voor hem onbekende Slavische taal. Ewa en har zusje Zofia hebben deel uitgemaakt van het Poolse ondergrondse leger. Bij de tweede opstand van Warschau zou Zofia om zijn gekomen en kwam Ewa als krijgsgevangene in strafkamp Oberlangen terecht waar ze de gruwelijkste beelden op haar netvlies geprojecteerd krijgt.
Maar dat weet Ben op dat moment nog niet…
Hij laat de documenten vertalen en zodoende lezen we naast zijn eigen leven, het leven van Ewa. Ze ademen weliswaar in een ander tijdsgewricht, maar qua beleving van bepaalde essentiële levenskwesties zoals de liefde, zouden ze naast elkaar hebben kunnen bestaan. De verhalen van Ewa die Ben om de zoveel hoofdstukken van de vertaler per mail krijgt toegestuurd, doen hem beseffen hoe veilig zijn leven tot nu toe is geweest. ‘Hij had het allemaal zo voorspelbaar gevonden: zijn rijkdom, zijn veiligheid, zijn Nederland. (…)’
Ik doe het verhaal geen eer aan door het hier in een notendop te vertellen. Dat zal ik dus ook niet doen. Wat ik hierboven schrijf is slechts een introductie. Wel wil ik nog zeggen dat het soms doet denken, op een bepaalde manier qua rauwheid, barbaarsheid, aan Het dikke schrift van Agota Kristof, over een naamloze tweeling in een door de oorlog verwoest land, die zich door oefeningen in doofheid, blindheid en wreedheid leren op niemand meer te rekenen, mensen te manipuleren en fysieke en emotionele pijn te verdragen.
Net als Ooit is het een schitterend verhaal dat nooit verloren mag gaan.
Zoals alle verhalen, groot en klein, over het leed dat oorlogen, verstoorde maatschappelijke denkbeelden en onverdraagzaamheid ons nog altijd dagelijks overspoelen. Alle verhalen die ons vertellen hoe een klein beetje aandacht en een klein beetje toewijding het verschil kunnen maken.
Gelukkig zijn er nog altijd schrijvers die ons die verhalen vertellen.